Met een berg aan tips van mensen die we in Bosnië hadden ontmoet, waren we er van overtuigd dat Montenegro niets anders kon dan ons nog blijer maken. Maar hoe graag we ook meteen Montenegro in wilden, doken we eerst weer even Kroatië in. Om precies te zijn: Dubrovnik; de stad die onze ogen alle kanten op liet schieten.
Maar ook de stad waar Tobias eindelijk zijn bestelde auto-onderdelen in ontvangst kon nemen (zo blij als een kind vervolgens), Sven een check liet doen in het ziekenhuis vanwege vervelende buikspierklachten en waar we weer even op adem konden komen van de gekke wandel- en kampeeravonturen in Bosnië. Het oude stadsgedeelte van Dubrovnik was inderdaad een plek die onze ogen alle kanten op liet schieten. Van extreem smalle steegjes naar hoge oude gebouwen en van gezellige restaurantjes naar bloedmooie ‘uitsmijters’ die je al bijna naar binnen trokken. ‘Gastentrekkers’ noemde Tobias ze, terwijl hij vriendelijk naar elke dame knikte. Nou, deden ze dat maar… dan ging ik overal wat drinken (padum tsss). We vonden uiteindelijk een vegetarisch tentje, maar daar moesten we helaas een reservering voor hebben. Compleet vol zaten ze, zelfs geen plek voor twee knotsgekke Nederlandse jongens. Niet veel later bestelden we een burger menu bij een ander restaurant. We kregen een zielige groenteburger en een paar patatjes; het broodje burger hadden wij zeker verkeerd begrepen…
De volgende dag sliepen we uit, pakten we ons kamp weer in, checkten we uit bij de camping (een vervallen Balkan camping), gingen we op selfiestick jacht (maar keerden met lege handen terug), plukten we pruimen langs de weg en hielden we een heuse fotoshoot met Rafiki bij een aantal vervallen resorts aan de kust. De Kupari resorts heetten ze, in de oorlog gebouwd om hoge officieren tevreden te houden en aan hun ‘trekken te laten komen’. In 1991 zijn ze vanaf zee hard onder vuur genomen door het Joegoslavische leger. Nu zijn het gigantische ruïnes, waar je nog van alles kunt vinden. Van oude menukaarten en notitieblokjes tot aan pannen en potten. Erg indrukwekkend, een verlaten zooitje met daarvoor een druk strand, waar ook wij nog even gingen liggen.
De grens naar Montenegro
We hadden drie opties om de grens over te gaan. En het zou Rafiki on Tour niet zijn als we ze niet alle drie probeerden.. nee, dat was niet onze bedoeling. We wilden de middelgrote overgang nemen, maar kwamen uit bij de meest grote grensovergang waar het verschrikkelijk druk was. We keerden en reden naar de middelgrote, waar het ook niet echt opschoot. Er bleek stroomstoring te zijn en dus draaiden we weer. We pakten de kleinste overgang, die via een smal dichtbegroeid weggetje de grens over zou gaan. Maar het werd zo krap en begroeid, dat we ons afvroegen waar we in godsnaam mee bezig waren. Het leek nu meer of wij stiekem de grens over probeerden te gaan. Terug naar de grootste. Flinke file, dus besloten we op de motorkap alvast met het avondeten te beginnen. Ruim drie uur later stonden we voor de slagboom bij de douane. Alles dik in orde. Het ‘Verboden te wildkamperen’-bord dat we vervolgens passeerden maakten ons duidelijk dat we écht goed op zoek moesten naar slaapplekjes. Want wildkamperen gingen we hier echt wel doen; meteen de eerste nacht al.
Het oude Kotor
Onze eerste grote stop in Montenegro was Kotor. Een oude haven- en handelsstad, gelegen aan de baai van Kotor. Mooi aan de stad is uiteraard de ligging aan het water, maar ook het oude centrum en de tevens oude stadsmuur. Laatstgenoemde bewandelden we, waardoor we uiteindelijk nat van het zweet boven over de stad uitkeken. De wandeling naar boven deed ons denken aan de trappen en paadjes bij Cinque Terre, alleen dan minder druk en met minder verschillende uitzichten.
Nadat we ons een aantal keer verdwaald liepen in het oude centrum, reden we via Nikšić door naar de Tara rivier. Een prachtige weg door de bergen, met uitzicht over de baai van Kotor. Aan het einde van de dag doken we een stuwmeer in om af te koelen en onszelf een beetje te wassen. Ondanks dat wij dachten dat we vrij goed op gingen tussen alle locals op het stenen strandje van het meer, keek iedereen ons aan. Helemaal toen we onze waterschoenen uit de tas toverden. Tsja, voor ons was het dan weer prachtig om te zien hoe zij houterig over de stenen schoven.
Slaapplekjes zoeken in het wild bleek al snel lastiger dan gedacht. We kwamen overal locals tegen; hoe slecht en steil het pad ook was. Voor hen leek het de normaalste zaak. Op de momenten dat wij dachten ‘Hé, dit is een mooi rustig plekje om te slapen’, slipte er een gekke local naar boven in een Fiat Panda. De wildkampeerplekjes die we uiteindelijk vonden waren vaak dan ook next-level, oftewel 4x4-waardig.
Een ochtendje onder de auto
We begonnen onze toerdag vroeg, om ergens op het asfalt onder de auto te duiken. De wiellagers moesten nagekeken worden en de as moest er onder uit om de kruisjes te vervangen. Na vier uur als ‘road-side mechanic’ waren we weer onderweg, nu nog viezer. Op zoek naar een plek waar we onszelf even konden wassen.
Kwijlend de bergpas op
Van Pluzine naar Zabljak, onthoud die twee namen als je ooit nog eens naar Montenegro gaat. Een schitterende bergpas die via rotsige tunneltjes door en langs de bergen slingert en je steeds weer de beste uitzichten geeft. Bij de weg voor en in het Durmitor Nationaal Park (in Zabljak) hielden wij het niet droog. Wat was dit onbeschrijfelijk mooi! Terugblikkend één van de meest mooie nationale parken die we doorkruisten.
Net buiten Zabljak vonden we een kleine camping waar we werden onthaald met snaps. Dat is natuurlijk altijd een goed welkom! Vanuit deze camping wilden we graag gaan raften of canyoningen, maar we schrokken erg van de prijzen en deden het daarom niet. We gingen zelf wel op zoek naar een riverhike. De volgende dag was een ‘relax’-dagje. Oftewel campinglife: uitslapen, wasje doen, foto’s uitzoeken en mountainbiken. En potver, wat wilde ik hier graag fietsen! Op naar Durmitor, tussen de koeien door, achterna gezeten door een zwerm (zweet)vliegen. Ondanks dat Tobias zijn longen uit zijn lijf had gefietst, was dit een heerlijke fietstocht. We sloten de dag af met een lekkere salade met linzen en avocado; ondertussen best wel een frisse favoriet.
De volgende dag wandelden we naar het Black Lake in het Durmitor Nationaal Park, hét bekende meer van het park. Het meer was meer blauw dan zwart en lag in een schitterende omgeving. Dat leverde natuurlijk weer een dikke wandeling op.
Een heuse ‘kikkervisjes-behandeling’
Onze trip ging door via de Tara rivier, waar we zelf een kleine riverhike deden. In drie uur tijd spotten we vijf waterslangen, een aantal grote vissen en duizenden kikkervisjes. En wat doen kikkervisjes als je je handen in het water laat zakken? Precies, dode huidcellen eten. Nou, wij hoefden in ieder geval vandaag niet meer te douchen. Die avond parkeerden we weer hoog in de bergen en sliepen we (na een aantal dagen achter elkaar achterin de auto) weer in de tent. Het is de laatste tijd lang zoeken naar plekjes, vooral ook omdat we steeds aan het einde van paadjes tegen spoorbomen en de borden ‘private’ aanrijden. Aan het einde van het weggetje gewoon… tot onze frustratie natuurlijk.
Middagpauze: Hemels paradijs
Voor onze middagpauzes doen we elke dag ons best; we willen immers op de mooiste plekjes lunchen. En dat is in Montenegro goed gelukt. Beter gezegd: in Montenegro hebben we een plek gevonden die alle andere plekjes verslaat. Een riviertje in een canyon, die vanaf de drukke weg totaal niet te zien is. Een oase, vol met rotsblokken waar je vanaf kon duiken, visjes die langs je benen glipten en waterstromingen waar je in kon gaan liggen. We speurden uren naar visjes, maakten gigantisch veel onderwaterfilmpjes en zonden bovenop de rotsblokken. Wat een leven. Hoewel we dit paradijs het eerst uur voor onszelf hadden, zagen we daarna ook enkele locals hun handdoeken uitgooien. Een lokaal paradijsje, wat leuk!
Ondanks dat we hier nog wel drie dagen konden blijven, moesten we toch door. Even kort deden we hoofdstad Podgorica aan, maar daar was niet veel te zien en te beleven. We vonden een slaapplaats aan het water, net aan de andere kant van de stad. Het was er een bende door afval, maar het was te laat om verder te zoeken. Nog niet eerder stonden we zo dichtbij een hoofdstad… en daarmee was de kans op controles opeens weer groot.
Vier sterren voor Sveti Stefan
Het was wéér een warme nacht, die onze nachtrust niet ten goede was gekomen. Gewoon weer lekker toeren met de airco vol aan. Sveti Stefan zou een mooi schiereiland zijn met een oud centrum en heerlijk strand. Perfecte combi. Máár Sveti Stefan bleek een viersterren-resort en streng beveiligd. Daarmee waren het oude centrum en het strand weg (dat was het resort). Om je een idee te geven: het huren van twee strandstoelen op het privé strand kostte 100 euro. Het was werkelijk waar bloedheet en we hadden even een duik nodig. Verderop bij enkele rotsen doken we het water in... Eigenlijk 10x mooier dan dat ineens saaie strand van daarnet.
Fris en fruitig weer, hoewel dat voor korte duur was met de 30+ temperaturen. Op naar Albanië; het volgende Balkan land van onze trip. En daar beleefden we zoveel bizarre dingen, dat we onszelf nu nog afvragen hoe we dit allemaal in één blog gaan stoppen…
Geschreven door: Sven van Raaij
Reactie schrijven